Al mijn hele leven word ik aangetrokken door water: Zee, meren, rivieren, watervallen.
Ik ben altijd al een waterrat geweest. Al op jonge leeftijd was ik altijd daar, daar waar water was. Maar vooral de kust heeft een enorme aantrekkingskracht op me. Aan de kust gebeurt er iets met me, of het nou een prachtige zomerdag is, of wanneer het stormt en de golven het strand op denderen. Aan de kust voel ik leven; het leven: DNA.
Een aantal maanden geleden schreef ik zonder nadenken onderstaand gedicht/epos:
De kust, kalm en vredig
Ik loop langs de branding van het brede strand
In de verte zie ik de halmen in de duinen rustig deinen op een zachte bries
Ze wuiven vredig en kalm naar me
De lucht is blauw, afgewisseld door scherpe witte wolken die zo nu en dan voor de zon schuiven en daardoor een prachtig contrast geven aan het landschap
De zee ruist zachtjes, als achtergrondmuziek, als een liefdevol gebed
De ruis van de zee draagt me
Ik voel me kalm en vredig
Ik geniet van het moment en absorbeer alles om me heen;
De zilte geur van de zee, het knisperen van de schelpen die breken onder mijn blote voeten, een krijsende meeuw, en het kenmerkende geluid van de scholekster die voor mij onlosmakelijk verbonden is met de kust
De kust
Oh wat hou ik van de kust
Alles in mij gaat stromen wanneer ik aan de kust ben
Alles komt tot leven;
De zee, het zand, de geluiden en de modder die zich tussen mijn tenen verplaatst, voelt als leven
Als eeuwenoud leven
Als de bron van leven
Ik voel met niet klein en nietig, maar juist verbonden en groots
Verbonden met de bron van leven
Elke molecuul van leven openbaart zich aan mij
Alle DNA van leven openbaart zich, alsof het gezien en doorgrond wil worden
Het praat tegen me:
“Zie je me?”
“Zie je mijn schoonheid?”
“Hoor je me?”
"Begrijp je het nu?”
“Je mag hier zijn, mooi mens”
“Ik omarm je, in onvoorwaardelijke liefde”